Een artikel over onveilige gehechtheid en traumatisering. De hechting bij kinderen is een proces van interactie tussen een kind en zijn ouders/opvoeders. Bij een gezonde hechting leidt dit proces tot een duurzame affectieve relatie. De gehechtheid weerspiegelt de opvoedingsgeschiedenis van het kind met zijn opvoeder. Er kan ook sprake zijn van een onveilige hechting. In dat geval kan er een hechtingsstoornis ontstaan. Bij kinderen die in behandeling zijn voor gedragsproblemen komen hechtingsstoornissen meer voor. Zo werd er volgens het NJI eind jaren negentig bij een onderzoek onder jongeren in de justitiële behandelinrichting (de OC Heldringstichting) geconstateerd dat maar 7 procent van de jongeren veilig gehecht was.
Tekst: Tessa Feer

In dit artikel wil ik professionals die in aanraking komen met hechtingsproblematiek, meer informatie geven over de gevolgen van deze problematiek. Zo kunnen bijvoorbeeld leer- en gedragsproblemen een gevolg zijn van een onveilige gehechtheid. Door deze problematiek aan te pakken wordt de oorzaak van achterliggende gedragsproblemen aangepakt en kan er sneller gewerkt worden aan ontwikkeling en zelfontplooiing.

In de eerste alinea wordt er beschreven welke erkende interventies er op dit moment in Nederland zijn op het gebied van hechtingsproblemen bij kinderen. Vervolgens wordt er een beschrijving gegeven van het verband tussen hechtingsproblematiek en traumatisering. In dit artikel wordt onder andere beschreven hoe er gewerkt kan worden aan herstel en wat de voordelen zijn voor een hulpverlener om gebruik te maken van een hond als collega.

Erkende interventies voor de behandeling van hechtingsproblemen
In Nederland zijn er volgens het NJI een aantal erkende interventies die ingezet kunnen worden voor de behandeling van hechtingsproblematiek. Enkele interventies richten zich op de interactie tussen kind en opvoeder en werken aan de opvoedingsvaardigheden van opvoeders, waar andere interventies behandeling bieden aan het kind of de jongere zelf. Deze erkende interventies zijn:

  • Asja: Voor meisjes van 12 tot 23 jaar die via loverboys in de prostitutie terecht zijn gekomen;
  • ITGG: Intergratieve Therapie voor Gehechtheid en Gedrag. Dit is een psychotherapeutische interventie voor kinderen tot 18 jaar met meervoudige beperkingen en ernstige gehechtheids- en gedragsproblemen;
  • NIKA: Richt zich op kinderen (en hun ouders) van 9 maanden tot 6 jaar die een verhoogd risico lopen op gedesorganiseerde hechting of signalen laten zien van verstoord hechtingsgedrag;
  • PCIT: Parent-Child Interaction Therapy is een geprotocolleerd behandelprogramma voor kinderen (en hun ouders) van 2 tot 7 jaar met gedragsproblemen. Hier wordt vooral aandacht besteed aan de opvoedingsvaardigheden van ouders.

Zoals hierboven te lezen is, is het aanbod in erkende interventies vrij specifiek. Er is hiermee dan ook een grote groep kinderen die buiten boord vallen wat betreft het vinden van een passend en erkend hulpverleningsaanbod.

Trauma en hechting
Als je spreekt over een verstoorde hechtingsrelatie tussen kind en opvoeder, zijn kinderen in veel gevallen langdurig getraumatiseerd. Problematiek door hechting en trauma komt voor bij kinderen die een langdurig gebrek aan veiligheid hebben gehad. Hierdoor zijn trauma en hechting met elkaar verweven. Het stresssysteem van het kind is chronisch belast, doordat het zich constant onveilig voelt. De oorzaak van een onveilige hechting en traumatisering ligt vaak bij de pedagogische onmacht van opvoeders, emotionele en/of fysieke verwaarlozing door opvoeders en/of verslavings- of psychiatrische problematiek van de opvoeders. Als de opvoeder een grote rol heeft gespeeld in de traumatische ervaring, is degene van wie de jeugdige afhankelijk is, tevens de bron van stress en is er sprake van een gedesorganiseerde hechting en chronische traumatisering. Om de traumatische ervaringen te kunnen verwerken, moet er dan ook systematisch gewerkt worden aan een veilige hechting. Zonder bezig te gaan met een veilige hechting, is er geen mogelijkheid tot het verwerken van dit trauma.
Een onveilige hechting en traumatisering is bepalend voor hoe kinderen omgaan met stress, therapiehondemoties en relaties. Situaties die voor anderen helemaal niet bedreigend zijn, worden door deze kinderen (en latere volwassenen) sneller geïnterpreteerd als gevaarlijk. Dit omdat het de hersenen herinnert aan eerdere nare ervaringen. Echter is gehechtheid dynamisch en niet statisch. Hechting is een doorlopend proces waarin veel herstel mogelijk is. Je kan met iedereen, altijd en levenslang aan een veilige hechting werken. Helaas betekent dit wel dat hoe langer de duur van de blootstelling aan de traumatisering is geweest, hoe meer tijd het herstel in beslag neemt. Zo komt er in veel gevallen pas een veilige hechting tot stand wanneer het kind als latere volwassene een veilige relatie krijgt. Echter is het verkrijgen van een vertrouwensband lastig. De vroeger onveilig gehechte volwassene ziet overal gevaar in en heeft moeite met het vertrouwen van mensen om zich heen.

Vroeg ingrijpen is binnen deze problematiek van belang. Dit ten eerste om het onnodig lijden van kinderen te voorkomen en/of te stoppen. En ten tweede om gebruik te maken van de periode waarin de flexibiliteit van de hersenen nog optimaal is. De behandeling van de onveilige gehechtheid en daarmee de traumatisering blijkt bij te dragen aan verbetering van het functioneren op alle hierboven beschreven gebieden. Van lichamelijke ontwikkeling tot sociaal-emotioneel functioneren en van hersenfuncties tot leerprestaties en intelligentie. Herstel is dan ook goed mogelijk, met de voorwaarde dat er snel een veilige en stabiele situatie geboden kan worden.

Werken aan herstel
Om te komen tot herstel, is het doen van diagnostisch onderzoek natuurlijk als eerste van belang. Het doel hiervan is het komen tot een volledig beeld van de verklarende en in stand houdende factoren. Veranderbaarheid en haalbaarheid staan hierbij centraal. Als dit helder is, kan er een passend hulpverleningstraject voor het kind gestart worden. Het is hierbij van belang dat het systeem waarin het kind opgroeit meegenomen wordt. Echter is in veel gevallen een hulpverleningstraject erg zwaar voor kinderen. Vaak is het gebruikelijk om te praten over de traumatisering, wat moeizaam verloopt vanwege het wantrouwen dat bij het kind ontstaat bij het contact met andere mensen.

Bij bijvoorbeeld vaktherapie staat niet het praten, maar het ervaren en handelen centraal. In deze is coaching met gebruikmaking van een therapiehond onder de noemer vaktherapie te scharen. Tijdens deze coaching wordt er van een natuurlijke vertrouwensrelatie tussen kind en hond, uitgebouwd naar een vertrouwensrelatie tussen coach en kind. Het werken aan relatieopbouw is dan ook de onveilige hechtingbelangrijkste bouwsteen bij de hulpverlening aan kinderen binnen deze problematiek. Echter is coaching geen behandeling en wordt de problematiek niet direct bij de kern aangepakt. Ook moet er behandeling geboden worden waarbij er gewerkt kan worden vanuit het systeem en er een veilige hechting kan ontstaan. Wel wordt er gewerkt aan directe leer- en gedragsveranderingen en kan het kind leren om competenties te ontwikkelen, waardoor het kan omgaan met zijn trauma. Naast dit vragen kinderen natuurlijk een andere benadering dan volwassenen. Uit onderzoek binnen het WKZ is gebleken dat getraumatiseerde kinderen vooral profiteren van een directieve en traumagerichte behandeling. De blootstelling aan de traumatische herinnering, door gebruik te maken van creatieve methoden, is essentieel voor het verminderen van de symptomen door een trauma en hierin het verbeteren van het algemeen functioneren.

De hond als collega
Om wantrouwen en een onveilige situatie om te buigen naar vertrouwen en een veilige situatie, is het aanbieden van een passend hulpverleningstraject noodzakelijk. Naast behandeling en systeemtherapie, kan er door een coach samen met het kind gewerkt worden aan zelfontplooiing en competenties aanleren. Echter gaat er in veel gevallen een hoop tijd zitten in het verkrijgen van een vertrouwensband, waarna er pas gewerkt kan worden aan zelfontplooiing. Door hierbij gebruik te maken van de hond als middel, ontstaat er van nature een vertrouwensband tussen hond en kind. Kinderen voelen zich al snel intrinsiek aangetrokken tot honden en ervaren positieve emoties tijdens het contact met de hond. Voor een kind dat geleerd heeft door zijn/haar trauma wantrouwend te zijn naar mensen, is de hond vaak wel vertrouwd. Het kind voelt zich gezien, geliefd en het werkt kalmerend voor het kind. De aanwezigheid van de hond zorgt voor een toename van geduld voor het coachingstraject en een vermindering van schrikreacties en depressieve gevoelens bij het oproepen van het trauma.Hechting en trauma

Ook maken kinderen die langdurig in een onveilige situatie hebben geleefd, vaak gebruik van overlevingsmechanismen. Dit betekent dat zij bij dergelijke hulpverleningstrajecten snel kunnen dichtslaan of sociaal wenselijk gedrag laten zien. Het is lastig om hier doorheen te prikken, maar door de hond te laten spiegelen is een onderliggende emotie al snel te vatten. Zo is er aan de hond te zien hoe het kind zich voelt, waar de hulpverlener dan weer op door kan pakken tijdens de hulpverleningssessies.
Gezien bovenstaande voorbeelden, vind ik het toepassen van een hond als collega een meerwaarde binnen het hulpverleningscontact met kinderen.
Wil je graag meer weten? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.

 

Bronnen o.a.: P, Bastiaensen. (2016). “De kleine gids hechting en trauma: moeilijke zaken makkelijk uitgelegd.” //  Kenniscentrum-KJP (2016). “Behandeling gericht op hechting”. https://www.kenniscentrum-kjp.nl/Professionals/Stoornissen/Behandeling-gericht-op-hechtingsproblematiek-1 // Vaktherapie (2017).  “Hechtingsproblematiek” // NJI (2014). “Hechting en hechtingsproblemen, probleemschets en cijfers”. https://www.nji.nl/Hechting-en-hechtingsproblemen-Probleemschets-Cijfers // NJI (2017). “Hechting en hechtingsproblemen, erkende interventies”. https://www.nji.nl/Hechting-en-hechtingsproblemen-Praktijk-Erkende-interventies // Bicanic, I., Roos, de, C., Beer, R., Visser, M., Dijke, van, A., Mooren, T. (2013). “Het WKZ. Evidence based traumabehandeling te weinig toegepast”. https://www.hetwkz.nl/getmedia/7584d1aa-9da2-407b-bbb7-0e79a1206e68/Evidence-based-traumabehandeling-te-weinig-toegepast-Bicanic-et-al-2013.pdf.aspx  // Roodvoets, C. (2016). “Niemandskinderen: De gevolgen en verwerking van een onveilige jeugd.”  //  Rosmalen, van, J. (2012). “Het woord aan de verbeelding: Spel en kunstzinnige middelen in het sociaalagogisch werk”. 

Laat een bericht achter

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.